Ze zaten naast elkaar, ieder in een strandstoel. Zij, eind dertig, fris nog en hij midden vijftig, redelijk fruitig nog maar hard op weg naar middelbaar. Ze zaten net dicht genoeg bij Zaagmans en mij om flarden van de gesprekken op te kunnen vangen. Die gingen over het leven op de werkvloer en hoe oneerlijk het het is dat je niet meer helemaal meetelt als je boven de vijftig bent. Valt wel mee toch, zei ze quasi relativerend. De fles rosé werd geopend. Krakende zakjes met zoutjes kwamen tevoorschijn. De gesprekken werden intensiever en serieuzer. Intiemer zelfs. Het ging over bikini’s die je op een bepaalde website kunt vinden. Dat zal over mijn net aangeschafte gele bikini gaan, dacht ik nog. Het woordje ‘als’ viel. ‘Als we verder gaan, dan kunnen we…’ meende ik te horen. ‘Ach, leeftijd’, probeerde hij te relativeren. De strandspullen werden bij elkaar geraapt en daar gingen ze. Ik keek hen na vanachter mijn zonnebril. Ze waren op date. Ik weet het zeker.
rechte pootjes
Soms moet een mens ergens met de auto naar toe. Laten we zeggen van Zwijndrecht naar Rotterdam via de A16. Een ritje van niks. En juist daar gebeurt het. Links en rechts komen ze voorbij nadat ze eerst aan je bumper gekleefd zaten: busjes. En ik zweer het je, ze zijn soms wit maar meestal zwart, zoals die van Zaagmans, die er ook wat van kan. Het maakt me woest. Nonchalant onderuitgezakt, een hand aan het stuur en de andere uit het raam of om de smartphone, laten ze zich gelden, de bestuurders van die busjes. En dan is er ook nog de Ram Van. Hierin bevindt zich doorgaans een man met een kaal hoofd en een zonnebril met rechte pootjes. Ik vraag me af waarom het een bril moet zijn met rechte pootjes. En waarom iemand de weg opgaat met iets waarin je normaal gesproken je koeien vervoert. De Volkswagen Golf doet ook mee op het circuit dat A16 heet. Ook in zwart uitgevoerd, want dat geeft je blijkbaar een gevoel van powerrrr.
Het ergste is dat het ook iets doet met mij. Niet de kleur, maar wel het rijgedrag. Ik pas me aan en word eveneens agressief. De eco-knop gaat uit en ik ga racen of afremmen om te pesten. Ik roep scheldwoorden die niet bij me passen. Mijn passagiers worden er bang van. Ze kennen me niet meer terug. Het gekke is echter dat mijn auto blauw is. En klein. Ik zit rechtop achter het stuur en mijn zonnebril heeft geen rechte pootjes. Schiet mij maar lek.
zaterdag
Zaterdagochtend en geen krant. Alweer niet. Eindelijk heb ik tijd en dan dit. Hij zal wel weer een het eind van de dag komen. In tijden van oorlog is alles geoorloofd. Koffie dan maar, zonder krant. Digitaal is geen optie, want dat vind ik deprimerend. Dan komt het op je af. Voor je het weet stuit je op een naar bericht. Corona-ellende, Trumpshit, deepfake, kat zwaargewond in de bosjes gevonden. Zoiets ergs hadden de medewerkers van de Dierenambulance nog nooit gezien. Ze hadden erbij staan huilen. Een vuurwerkkwestie, zo goed als zeker. Is dit een protest van de jeugd? Ik krijg moordneigingen. Niet aan denken.
Wat ga ik doen? Bladeren harken. Had ik dat vorige week al niet gedaan? Boodschappen, ook zoiets. De Appiemedewerker haalt achteloos een stukje papier langs de boodschappenwagen. Vijf karren, vijf keer hetzelfde papiertje. Met vijf anderen wacht ik geduldig op een gedesinfecteerd wagentje. Je raakt overal aan gewend. Ook aan het mondkapje. Bij koud weer is het lekker warm. Ik blaas zachtjes tegen het katoen. Straks lekker boterletter en later een borrelplankje. Wijn natuurlijk. Beetje pianospelen. In huis is het warm en knus. Genoeg om naar uit te kijken. Ik heb zin in mijn jazzlijst. Bluetooth aan, had ik blijkbaar even uitgezet. Hé, een melding.
‘Op woensdag 25 november ben jij misschien besmet geraakt.’
trapauto
Er komt een moment waarop je auto echt niet meer kan. Dat moment kun je heel lang uitstellen. En dat was precies wat ik deed. Mijn oude Golf cabrio bracht me tenslotte nog steeds van a naar b. Hij reed als een zonnetje en hij lag als een blok op de weg. Maar toen sloeg de twijfel toe. Het handschoenenkastje zat dichtgeplakt met tape. De ruitenwissers brachten een geluid voort dat het meest weg had van de wind door de bomen in een enge film. Het raam aan de bestuurderskant kon niet meer open. Voor een kaartje in de parkeergarage moest ik eerst uitstappen. Nog een geluk dat ik niet ben aangehouden. Ik bracht het barrel toch weg voor apk, want wie weet. Daar bleek een groot deel doorgeroest. Er kwam twee liter water uit de rechterdorpel. Bij elke wat langere rit moest ik het waterreservoir bijvullen. Daarnaast leken de remmen het langzaamaan te begeven. Stapvoets reed ik daarom maar op het rode licht af. De kap ging nog wel open, maar vaak niet meer dicht. Als ik startte, liet ik een enorme roetwolk achter. En dat gaf de doorslag. Het zou niet goedkomen met mijn ecologische voetafdruk. Daar ging hij dus, de cabrio. Om me heen hoorde ik zuchten van verlichting. Maar toch zou het me niet verbazen als ik Fred Flintstone er binnenkort in zie voorbij zie komen.
de thermometer
Zaagmans was verkouden, middenin de coronacrisis. Het eerste waar je dan aan denkt is: koorts opmeten. Maar dan blijkt de batterij van de thermometer leeg te zijn. Dat zul je altijd zien. Heb je hem nodig, doet hij het niet. Ik moest dus wel naar de Appie. Het voelde ineens raar om alleen een thermometer af te rekenen. Ik dacht er zelfs nog aan om er dan maar een reep Chocolonely erbij te leggen. Of een bloemkool. Of desnoods een pak wc-papier, maar dat was er niet meer. Ik vermande me en rekende alleen de thermometer af. Gewoon, alsof er niets aan de hand was. Wat ook zo was. Zaagmans had geen koorts en de andere thermometer bleek het toch te doen. We hebben er nu twee.
vriendschap uit het stopcontact
Brammetje 2.0 bleef. Ze doet haar best om zo veel mogelijk te lijken op de ware Bram. Ze wil ons duidelijk om de tuin leiden. Dat lukt met veel dingen, maar op het miauwen moet ze nog oefenen. Het geluid dat ze voortbrengt, klinkt als een slechte imitatie, dus daar viel ze ook al mee snel door de mand. Ik maakte mezelf wijs dat ze schor was door het vele krijsen van ellende in haar zoektocht naar ons. Ik kan er nu echter niet meer omheen. Dit is Brammetje niet. Ze doet lelijk tegen Geppie. Dat was ook al een teken aan de wand. Brammetje 2.0 heet daarom voortaan Bokkie.
Het schriele miauwen en het helemaal niet meer op Brammetje lijken, daar kunnen we mee leven. De vijandschap tussen Bokkie en Geppie vinden we wel een probleem. We leggen het voor bij de dierenspeciaalzaak en daar komt de oplossing: een goedje in een glazen bol. De bol gaat in het stopcontact en dan worden alle katten vrienden van elkaar. Ik pin hoopvol een behoorlijk bedrag voor het wondermiddel en even hoopvol plaats ik de bol in het stopcontact.
We zijn nu drie weken verder. Geppie en Bokkie lopen met een steeds grotere boog om elkaar heen. Het spul schijnt echter drie maanden te werken. Je weet dus maar nooit. Zaagmans en ik zitten intussen heel genoeglijk bij elkaar. Misschien hebben we de verkeerde versie gekocht.
Brammetje 2.0

De poes was kwijt. Ze verdween in augustus. Het stormde die avond en het regende vast en zeker ook hard. Wij hechten ons heel erg aan onze viervoeters, dus ik wist niet hoe snel ik foto’s en berichten op Amivedi, mijndieriszoek, en huisdiervermist moest plaatsen. Met een blik kattenbrokjes onder mijn arm fietste ik door dorp en polder, terwijl ik met mijn kattenlokstem ‘Brammetje, Brammie’ , bleef piepen. Tussen de gevonden dieren op social media dacht ik haar steeds te zien, waarop huisgenoten me meewarig aankeken. Nooit geweten dat katten zo op elkaar konden lijken.
Op een woensdagmiddag in november kreeg ik een bericht. Brammetje is gevonden. We lieten alles vallen en raceten naar het adres, tien kilometer verderop. Wat was ze mager. Ondervoed, zei de dierenarts, en tegen uitdroging aan. Maar het was Brammie. Ze ging meteen op de vertrouwde plekjes liggen: op het kussen, op het schoolwerk als ik zat na te kijken. Ze keek alsof ze blij was eindelijk weer thuis te zijn.
Er ontstond echter wat twijfel. Ik zag mijn dochters fluisteren en kritisch kijken naar Brammetje. Zaagmans zei onomwonden dat hij dacht dat het Brammetje niet was. Hij had wel wat minder wit, maar dat zou vast meer worden als hij dikker zou zijn. Minder wit aan de pootjes kwam vast door het vuil. De dunnere pootjes door het zwerven. Ik wilde het niet, maar ik kon niet anders dan ook gaan twijfelen. Toch maar even langs de dierenarts, waar bleek dat Brammetje Brammetje niet was. Bram had geen chip en deze wel. De eigenaar heeft zich nooit gemeld en poes was niet eens als vermist opgegeven. Brammetje 2.0 heeft zich in ons huis en leven genesteld. Nooit geweten dat katten zo op elkaar kunnen lijken.
Met Zaagmans naar Nieuw Zeeland
Volg ons naar en in het land van de lange witte wolk…
http://www.polarsteps.com/MarijkeStrootman

voetbalhaar
Ik kijk Engels voetbal. Niet dat ik ervoor ben gaan zitten, maar Zaagmans kijkt. Daarom kijk ik min of meer ongewild af en toe met een schuin oog mee. Het publiek juicht. Ik kijk op en ik zie ijdele mannen over het veld draven met kapsels waar tijd in gestoken is. Dit is geen kwestie van even voor de spiegel, hand door je haar en klaar. Deze kapsels vereisen aandacht. Als voetballer weet je alle ogen op je gericht. Dan kun je niet met een warrig kapsel achter een bal aan hollen. Nee, je moet een kaarsrechte zijscheiding hebben en je haar moet strak gekamd naar een kant zijn, alsof je net uit de kappersstoel komt. Of er moet een figuurtje in je haar geknutseld zijn met een tondeuse. Of je hebt een bos haar die op een ongewone manier in bedwang wordt gehouden, waardoor er een pluim ontstaat. Ik vind het ongehoord knap. Met zulke kunstwerken op je hoofd je in het zweet lopen en toch nog steeds aan dat haar denken. Behalve Harry Kane. Maar die kan dan ook echt voetballen.
kriebeltrui
Modellen kijken altijd boos. Ik vraag me af waarom. Ik kan me voorstellen dat je boos gaat kijken als je een kriebeltrui moet showen. Of dat je chagrijnig bent omdat je niet veel kan eten. Want dat is nu eenmaal zo. Als je model bent en je loopt op de catwalk, dan moet je op de calorieën letten. Je beentjes moeten er zo uitzien alsof er slechts vel over de botten zit en totaal geen vet. Ik zou daar ook boos van gaan kijken. Nooit Chocolonely of frites met vette mayo. Een kriebeltrui zou ik trouwens ook niet willen dragen. Ik krijg het al benauwd als ik alleen nog maar kijk naar de trui. Brrr. Het kan ook nog zijn dat het model heel vaak heen en weer moest lopen op ingewikkelde schoenen. Haar tenen doen er pijn van. Dan is vrolijk kijken ook moeilijk. Of het model heeft net iets vervelends te horen gekregen. Bijvoorbeeld dat een foto op de cover van Vogue er niet in zit. Of het model loopt te denken dat het allemaal zo leuk leek, maar dat het in de praktijk best tegenvalt. Ik weet het niet. Misschien is het gewoon een ongeschreven regel. Een model op de catwalk behoort boos te kijken. Jammer dan.